Techniek beschrijving

Ligging

Uitgangshouding: horizontaal, rugligging, de benen zijn gestrekt en gesloten, het hoofd ligt tot aan de oren in het water.
Ter ondersteuning van de balans mogen de armen iets zijwaarts worden gehouden. Vaak worden de handen in de zij geplaatst.

Beenslag

Contrabeweging
De benen worden rustig en gelijktijdig gebogen in het kniegewricht, de hielen en bovenbenen iets uit elkaar, maar niet buiten de breedte van het lichaam (schouderbreedte). De onderbenen maken een rechte hoek met de bovenbenen. De knieën worden dus niet opgetrokken. De bovenbenen blijven nagenoeg in het verlengde van de romp, er is dus nauwelijks tot geen buiging in het heupgewricht.

Aan het einde van deze beweging worden de voeten dwars op de bewegingsrichting gezet. Dat wil zeggen: de voeten worden opgetrokken en naar buiten gedraaid.


Stuwbeweging
Vervolgens vindt in een versnellende beweging de omhaal van de benen plaats. De onderbenen beschrijven een kegelvormige beweging, terwijl de bovenbenen naar elkaar toe bewegen. De voeten bewegen hierbij dus van laag naar hoog. Wanneer de benen bijna gesloten zijn, mogen de voeten gestrekt worden. Vergelijk in dit verband de beschrijving van de stuwing bij deschoolslag.


Tijdens de uitdrijffase ligt het lichaam weer gestrekt horizontaal in het water.

Armslag

Volgens de diploma-eisen moeten de armen passief blijven, met uitzondering van het gekleed zwemmen waarbij de armen mogen worden gebruikt voor het behouden van balans en/of voortstuwing.

Ademhaling

De ademhaling geeft meestal geen problemen, omdat het gezicht gedurende de gehele slag boven water blijft. Het hoofd is immers in een stand waarbij geen sprake is van ‘wateroverlast’.
Er kan volstaan worden met het letten op een regelmatige ademhaling. Het beste is in te ademen vóór de contrabeweging.